In ons land is ons kraanwater behoorlijk schoon en veilig. Je hoeft dit in principe nooit meer te filteren om het ‘gezond’ te maken, want dat is het in de basis al. Toch is het wel aan te raden om het na te filteren om de kwaliteit nog meer te bevorderen. Welk waterfilter je nodig hebt hangt af van de doelstelling die je ervoor hebt. Een chefkok zal namelijk ander water nodig hebben dan de gemiddelde consument. Hoe weet je nu welk filter je nodig hebt?
Om te bepalen welk filter je nodig hebt, is het handig eerst te begrijpen hoe een filter werkt. De eerste laag van een filter filtert de kleinste deeltjes en bezinksel. Het water gaat daarna door een foam verdeler, waardoor het filteren efficiënt gebeurt. Het water komt langs een actief koolstof en oxidatie reductie legering, die alle organische stoffen uit het water haalt. Ook voorkomt het schimmelvorming en vermindert het chloor en andere zware metalen. De ionisatie wisselaar haalt vreemde ionen uit de watermoleculen en geeft daarna in zuivere staat weer terug. Allerlaatst komt het water langs een ultra fijne zeef die de laatste fijne deeltjes verwijdert.
Welk filter je nodig zal hebben hangt dus af van waar je het voor nodig hebt. Een chef kok zal ander water willen dan wat we dagelijks uit de kraan drinken. Een kok wil bijvoorbeeld een water wat de smaak van het eten niet zal beïnvloeden: een water met een zo laag mogelijke TDS. De TDS geeft aan welke mate van stoffen er nog in zit. Hoe lager de TDS-score van het water is, hoe beter de smaak, het uiterlijk en de geur. Een hoge score kan het water nadelig beïnvloeden, al zullen wij consumenten dat niet altijd kunnen onderscheiden.
Er bestaan verschillende soorten waterfilters, die ook samen kunnen worden gebruikt. De meest gebruikte soorten zijn de sedimentfilter, de actief koolfilter en de omgekeerde osmose. We behandelen deze in het kort.